Interview Matthijs Poppe
Tekst: Mohanad Yaqubi
Na Ours is a Country of Words voegt Mathijs Poppe aan zijn oeuvre een eerste speelfilm toe, getiteld The Jacket. Filmmaker en producent Mohanad Yaqubi ging met grote cinematografische nieuwsgierigheid in gesprek met Poppe. In Dilbeek wordt de film vertoond in het kader van Filmfest Gent on Tour en in samenwerking met RIS Dilbeek. Deze lokale vereniging zorgt voor een receptie na de film.
Wat inspireerde je om een film te maken over Jamal en zijn familie?
Ik ontmoette Jamal tijdens mijn eerste bezoek aan het vluchtelingenkamp van Shatila ongeveer 13 jaar geleden toen ik 19 was. Ik deed vrijwilligerswerk in een jeugdcentrum in Shatila en had een camera meegenomen om interviews af te nemen met de mensen die ik in het kamp ontmoette. Ik wilde een documentaire maken over het kamp en de situatie van de Palestijnse vluchtelingen in Libanon. Maar terwijl ik de mensen filmde die me zo hartelijk hadden verwelkomd, merkte ik hoe ik in dezelfde valkuilen trapte als veel andere mediakanalen. Mijn van onwetendheid blijk gevende vragen bestendigden stereotypen, waardoor ze in slachtofferrollen werden geduwd. Het bleek dat mijn beelden enkel betekenis hadden in een wereld die Palestijnen alleen als slachtoffers toont en ziet. In plaats van de camera te gebruiken om verbindingen te maken, voelde het alsof het meer afstand had gecreëerd. Ontmoedigd besloot ik de beelden niet te gebruiken bij mijn terugkeer naar België.
In de jaren daarna realiseerde ik me dat het verschuiven van de relatie tussen filmmaker en onderwerp essentieel was om het narratief te veranderen. Door fictieve contexten te introduceren, wilde ik het productieproces van een film delen met de mensen die ik in Shatila had ontmoet. Op deze manier konden we samen een verhaal vertellen. Omdat Jamal een theaterachtergrond had, vroeg ik hem en zijn familie of ze samen met mij een film wilden maken.
De eerste film die we maakten, Ours is a Country of Words (2017), was mijn afstudeerfilm aan de kunstacademie KASK in Gent. Ik kreeg echt een band met Jamal tijdens dit proces en zag duidelijk hoe toegewijd hij was bij het vertellen van verhalen en het acteren. Op dat moment had ik zoveel tijd doorgebracht bij Jamal thuis en met zijn familie dat we heel goede vrienden waren geworden. Er was een soort wederzijds vertrouwen dat ik niet helemaal kan verklaren. En toen Jamal me verhalen vertelde over een van de toneelstukken die hij met zijn vrienden had gemaakt, begon ik langzaam te begrijpen dat zijn manier om fictie te gebruiken, als een middel om met zijn ballingschap om te gaan, het uitgangspunt van een nieuwe film kon worden.
Kun je wat dieper ingaan op de parallel tussen Jamals theaterwerk en zijn leven?
Voor mij zijn fictie en documentaire geen tegenpolen; ze kunnen elkaar eerder aanvullen als ze naast elkaar mogen bestaan. De fictieve verhalen die we vertellen zijn vaak verbonden met ons echte leven en vice versa. Het kunnen dromen, nachtmerries of andere fantasieën zijn die ons helpen ons eigen leven en de wereld waarin we leven te verwerken. In die zin was ik geïnteresseerd in de diepe band tussen Jamal en Majbour, het personage uit zijn toneelstuk.
Ik wilde een film maken over het concept van fictie zelf. De vraag onderzoeken waarom we de drang voelen om verhalen te vertellen en te delen; waar gebruiken we ze voor, wat is het doel ervan ... Terwijl we Jamal volgen tijdens dit repetitieproces en we het fictieve verhaal van het toneelstuk beginnen te begrijpen, beginnen we ook vat te krijgen op zijn politieke context en de manier waarop hij tegen zijn situatie als Palestijnse vluchteling aankijkt. Op onze beurt krijgen wij te zien hoe deze politieke context echte gevolgen heeft voor zijn persoonlijke leven. In die zin zijn het theater en Jamals leven met elkaar verweven.
Het theater dat Jamal en zijn vrienden maken vertoont een zeer symbolische en ietwat 'oude' benadering van de kwestie van het Palestijnse erfgoed.
Dit symbolische perspectief op het Palestijnse erfgoed fascineerde me omdat het op de een of andere manier de kwetsbaarheid van de situatie belicht. Door het jasje als symbool te gebruiken, wordt de kwestie zowel onthuld als verdoezeld. Toen Jamal me het verhaal van het jasje uitlegde, werd duidelijk dat het een immense waarde voor hem had. Hij bewaarde het theaterrekwisiet nog jaren nadat ze het toneelstuk hadden gemaakt bij zijn dierbaarste bezittingen en behandelde het als een echt erfstuk. Het was meer dan een rekwisiet; het was een betekenisvol deel van zijn identiteit. Maar het verlies van het jasje in de film laat ook zien hoe kwetsbaar deze symboliek is. Het is niet alleen de militante boodschap van het stuk die me intrigeerde, maar ook het verlangen om deze boodschap te 'verbergen' of te 'verzorgen' door het gebruik van het symbool: de mensen die Jamal op zijn reis ontmoet, bekijken het jasje niet op dezelfde manier. Degenen die van buitenaf kijken, begrijpen niet wat het echt betekent.
Uiteindelijk gaat het verhaal niet echt over een jasje. In veel Palestijnse verhalen, in verschillende kunstvormen, draait het om iets dat verloren is gegaan – als symbool voor het verlies van hun land. Het zoeken naar dit verloren voorwerp wordt een manier van verzet, een manier om het verleden te herinneren. Kun je wat meer vertellen over Jamals reis? Hoe is die verlopen?
Zoals ik het zie, exploreert de film het thema van belonging, ‘erbij horen’. Het behoren tot je erfgoed, je land, je familie en je gemeenschap. We ontdekken Jamals relatie tot al deze zaken in het eerste deel van de film, maar ik wilde deze aspecten in de bredere context van Libanon en Beiroet plaatsen. Door het verlies van het jasje krijgen we de wereld om Jamal heen te zien. In de afgelopen 13 jaar, sinds mijn eerste bezoek aan Libanon, is het land drastisch veranderd. Met zijn opeenvolgende politieke en economische crises is Libanon een voorbeeld geworden van de vloeibaarheid van onze tijd. Niets heeft nog een duidelijke waarde, gezien de voortdurende valutaschommelingen. Binnen deze figuurlijke en letterlijke woestenij vindt Jamals zoektocht naar het jasje plaats. Jamals verhaal van ontheemding staat niet op zichzelf; idealiter kunnen we via zijn verhaal ook de verhalen begrijpen van de mensen die hij op zijn reis ontmoet. Tezamen vormen ze een landschap dat de ontworteling van een regio toont, een samenhorigheid die wordt ontwricht.
Wat betekent het voor jou om rond het thema Palestina te werken?
Het maken van deze film is, voor mij althans, in de eerste plaats een poging tot een daad van solidariteit. Of misschien begon het met een persoonlijke vraag: is solidariteit met Jamal en zijn familie mogelijk?
Ik zie de film als een manier om om te gaan met de ontheemding en ontwrichting van volkeren die ik elke dag om me heen zie. De genocide die op dit moment gaande is in Palestina is daar vandaag de meest botte en duidelijke versie van. Maar die ontwrichting en ontheemding vinden overal ter wereld plaats, ook op lokaal Europees niveau, waar we het mensen die proberen te ontsnappen aan oorlog, of die nu militaristisch of economisch is, bewust onmogelijk hebben gemaakt om een fatsoenlijk onderkomen te vinden. We worden allemaal getroffen door dit diepe verlies van gemeenschap en we dragen allemaal de verantwoordelijkheid om ons ertegen te verzetten.